Tekst: Greta Noordenbos
WEET magazine editie 2 – Maart 2016 

Terwijl de meeste mensen zo snel mogelijk af willen van hoofdpijn, verkoudheid of griep, geldt dat niet voor een eetstoornis. Waarom is het zo moeilijk voor mensen met een eetstoornis om gemotiveerd te raken voor herstel? Komt er ooit een keerpunt waarop ze wel gemotiveerd raken? 

Voor ouders is het vaak heel frustrerend om te merken dat hun kind met anorexia of boulimia nervosa niet gemotiveerd is om het eetgedrag te veranderen, zelfs niet bij ernstige lichamelijke, psychische en sociale gevolgen. Het is onbegrijpelijk waarom iemand toch doorgaat met het verstoorde eetgedrag, terwijl de lichamelijke klachten toenemen, het psychisch steeds slechter gaat en ze steeds somberder worden en geïsoleerd raken. Om te begrijpen waarom het voor mensen met een eetstoornis zo moeilijk is om gemotiveerd te raken voor herstel, heb ik veel interviews gehouden. Dat leverde belangrijke inzichten op over de fasen die ze doorlopen in hun motivatie voor herstel. 

Fasen in de motivatie voor herstel 
In de fase voorafgaande aan de eerstoornis ervaren ze grote psychische problemen: ze hebben gebrek aan zelfvertrouwen en eigenwaarde, een negatieve lichaamsbeleving, voelen zich dik, lelijk en niet geaccepteerd en vinden het moeilijk om negatieve gevoelens te uiten. Als ze tijdens de eerste fase van de eetstoornis merken dat het lukt om af te vallen, krijgen ze het gevoel dat ze de oplossing hebben gevonden voor hun psychische problemen. Want door af te vallen en te vermageren krijgen ze veel zelfvertrouwen en eigenwaarde. Ze denken: dit is wat ik goed kan, hier ben ik sterk in. Bovendien geeft het afvallen een positievere lichaamsbeleving, zeker als ze daarvoor complimenten krijgen. Ook raken negatieve gevoelens op de achtergrond doordat ze zo intensief bezig zijn met eten en gewicht. In de eerste fase van de eetstoornis ervaren ze helemaal geen probleem. Integendeel, ze hebben juist het gevoel de oplossing gevonden te hebben voor hun psychische problemen. In die eerste fase zijn ze dan ook niet gemotiveerd om hun eetgedrag te veranderen. 

In de tweede fase van de eetstoornis worden de eerste lichamelijke, psychische en sociale problemen zichtbaar. Ze hebben vaak weinig energie en zijn snel moe en lusteloos, hun concentratie vermindert, ze hebben het vaak koud, kunnen moeilijk slapen. Maar ondanks deze problemen, hebben ze nog steeds het gevoel dat hun eetgedrag hen zelfvertrouwen, eigenwaarde en een positieve lichaamsbeleving geeft, terwijl de negatieve gevoelens naar de achtergrond verdwijnen. Hun eetgedrag loslaten en aankomen in gewicht zou betekenen dat ze alle gevoelens van zelfvertrouwen en eigenwaarde weer verliezen en zich weer dik en lelijk gaan voelen, en dat willen ze tegen elke prijs voorkomen. 

In de derde fase worden ze met zeer ongewenste gevolgen geconfronteerd: lichamelijk gaat het steeds slechter en psychisch zijn ze volslagen geobsedeerd door eten en gewicht. Depressieve gevoelens krijgen de overhand. Ze zouden wel van die negatieve gevolgen af willen, maar durven de eetstoornis onder geen beding los te laten, omdat die als enige strohalm ervaren wordt om hun wankele zelfbeeld in stand te houden. “Wie ben ik nog zonder de eetstoornis?” is een vaak gehoorde uitspraak. Bovendien treedt er zowel lichamelijk als psychisch een sterke gewenning op aan hun verstoorde eetgedrag en gewicht. Bij mensen met anorexia wordt meer eten en aankomen niet alleen ervaren als falen, maar levert gewichtstoename ook allerlei onaangename lichamelijke een psychische gevoelens op. Voor mensen met boulimia nervosa is het heel moeilijk om te stoppen met braken en laxeren, omdat ze erg bang zijn om aan te komen in gewicht. 

Tijdens de vierde fase zijn de negatieve lichamelijke, psychische en sociale gevolgen vaak dermate ernstig dat er een keerpunt optreedt waarbij ze voorzichtig gemotiveerd raken om te verbeteren. Maar ondanks de wens om te verbeteren, is de angst om hun eetgedrag los te laten vaak nog allesoverheersend. Bovendien hebben ze last van allerlei kritische gedachten en stemmen die elke keer weer de kop op steken als ze meer eten en aankomen. De stem zegt: “Zie je wel dat je een slappeling bent en het eetgedrag niet kunt volhouden? Straks wordt je moddervet.” 
 
In de vijfde fase raken ze er steeds meer van overtuigd dat de eetstoornis uiteindelijk een schijnoplossing is, een valkuil waar ze niet meer zonder hulp uit kunnen komen. Dat is de fase waarin ze duidelijke gemotiveerd raken voor herstel. Ze denken: zo kan het niet langer, ik wil weer leven, ik wil weer meedoen met anderen, mijn opleiding afmaken, op vakantie gaan. Voor veel mensen is een eenmalig keerpunt niet genoeg om blijvend gemotiveerd te raken. Zij hebben meerdere keerpunten op weg naar herstel, waarbij ze elke keer een stapje verder gaan: “Toen ik merkte dat ik lichamelijk sterker werd en ook psychisch niet meer zo geobsedeerd was door eten en gewicht, durfde ik de volgende stap te nemen en mijn voedingspatroon stapje voor stapje uit te breiden totdat de angst zodanig was gezakt dat ik niet meer in paniek raakte als de weegschaal een extra kilo aanwees.” 

Kunnen eetstoornispatiënten eerder gemotiveerd raken voor herstel? 
De meeste pogingen van behandelaars om mensen met een eetstoornis te motiveren voor herstel, worden ondernomen in de eerste twee fasen. Helaas is dat tijdens de eerste fasen heel moeilijk, omdat ze juist een oplossing gevonden hebben voor allerlei onderliggende psychische problemen, en die oplossing laten ze zich niet afnemen. De fase waarin ze wél eerder te motiveren zijn voor hulp, is de fase voorafgaande aan de eetstoornis waarin ze last hebben van gebrek aan zelfvertrouwen en een negatieve lichaamsbeleving. Juist in deze fase is hulp gewenst om op een gezonde manier meer zelfvertrouwen en een positievere lichaamsbeleving te ontwikkelen. Daarmee zou voorkomen kunnen worden dat ze de oplossing zoeken in extreem lijnen en afvallen en zich daaraan vastklampen.

Pas als de gevolgen van de eetstoornis ernstig genoeg worden, raken ze gemotiveerd om hun eetstoornis los te laten, maar die motivatie is nog lange tijd ambivalent, omdat de angst om aan te komen nog heel hoog is. Om gemotiveerd te raken voor behandeling is het van groot belang dat de behandeling niet alleen gericht is op de verbetering van het eetgedrag en het gewicht, maar ook op verbetering van de onderliggende problemen, zoals gebrek aan zelfvertrouwen en eigenwaarde, een negatieve lichaamsbeleving, moeite met het uiten van emoties en gebrekkige sociale vaardigheden. Alleen dat levert een duurzaam herstel op van hun eetstoornis.

Dit is een artikel uit WEET magazine. Als lid ontvang je 3x per jaar het WEET magazine en steun je onze activiteiten op het gebied van informatievoorziening, lotgenotencontact en belangenbehartiging. Meer informatie over lidmaatschap vind je onder Steun WEET.

Back To Top