Door: Elise Schilder

Ik zou nooit een eetstoornis kunnen hebben. Ik ben veel te dik en ik wil nog steeds eten. Het mag niet, maar ik wil het wel. Jarenlang galmde ditzelfde riedeltje door mijn hoofd. Tot ik mijzelf in het ziekenhuis bevond, aan een infuus, en ik geen idee had hoe het verder zou gaan vanaf dat punt. Wat ik wel zeker wist, is dat het een week of drie zou het duren, dan was alles weer normaal en kon ik weer verder met mijn leven. Ik zou weer teruggaan naar het studentenhuis waar ik toen woonde, een paar weken rust nemen en dan zou het goed gaan. Omdat iedereen het zo graag wilde, zou ik netjes op gesprek gaan bij centrum voor eetstoornissen. Daar zou wel blijken dat ik geen eetstoornis heb, maar dat ik gewoon wat wilde afvallen en verder niks. Niets bleek minder waar, helaas.

HET BEGIN

Eigenlijk startte mijn strijd met mijn lichaam en mezelf al op de basisschool. Ik was wat mollig, wist dit van mezelf, maar vond het in eerste instantie niet erg. Ik was ook echte snoepkont en at grote porties, net als de rest van mijn gezin. Toen ik acht was, in groep 4, vroeg een klasgenootje aan mij: “Waarom ben jij dik en niet dun?”. Daar had ik even geen antwoord op. Het is wel de vraag die mij jarenlang door het hoofd heeft gespookt en ervoor zorgde dat ik vanaf dat moment bewust werd van mijn lichaam. ’s Avonds vertelde ik het huilend aan mijn moeder, die met goede intenties voorstelde om langs te gaan bij een diëtist, die zou mij gaan helpen met wat gewicht verliezen. Ondanks dat ik afviel, bleef altijd het gevoel dat ik ‘de dikste’ was.

Tijdens het eerste jaar op de middelbare school ging het vrij goed en had ik de tijd van m’n leven. Ik was gestopt bij de diëtiste omdat het wel goed voelde na vijf jaar en ik haar niet meer nodig had. Aan het begin van mijn derde jaar op de middelbare school, voelde ik dat ik serieuzer met afvallen bezig moest zijn en ik het lichaam moest krijgen dat ik wilde. Dit resulteerde in zo weinig mogelijk eten, het bezoeken van pro-ana websites, sporten tot midden in de nacht en het angstig slikken van verschillende pillen om maar af te vallen. Doordat ik ook (subjectieve) eetbuien had viel ik niet razendsnel af, wat achteraf een geluk was. Wat wel werd opgemerkt, is dat ik niet meer altijd het blije ei was en mijn excuusjes dat ik al had gegeten werden met dichtgeknepen ogen geaccepteerd.

Uiteindelijk werd er een eind gemaakt aan stiekem doen doordat vriendinnen (gelukkig) aan de bel trokken bij docenten en mijn ouders werden ingelicht. Zij stelden een ultimatum, ik ging weer normaal eten of ik moest naar een instelling en zou ik mijn school niet kunnen afmaken. Ik stond er zelf van te kijken, maar door veel schuldgevoel, het maanden vermijden van spiegels en veel huilen, krabbelde ik een beetje op. Wel bleven de gedachten altijd aanwezig en had ik regelmatig kleine terugvallen.
Toen ik ging studeren en op kamers ging wonen ging het mis. Ik had geen supervisie van ouders, ik kon doen en laten wat ik wou. Het was een half jaar ervoor uitgegaan met mijn vriend en toen ik me weer iets beter voelde besloot ik weer af te gaan vallen om ‘verder te gaan met mijn leven’. Doordat ik alles zelf in de hand had, verloor ik snel veel gewicht. Toch was ik juist doordat het ‘zo goed ging’, heel blij. Ik voelde me beter in m’n vel, ging weer meer met huisgenoten om en ging uiteindelijk backpacken in Schotland met een huisgenoot, met wie ik uiteindelijk een relatie heb gekregen.

WACHTTIJD

Gelukkig was hij ook niet gek en stelde ook een ultimatum. Wil je samen zijn, dan moet er wel echt wat veranderen. Backpacken en daarbij zo weinig mogelijk eten was natuurlijk al een gevaarlijke situatie, maar na de vakantie ging het van kwaad tot erger. Ik belandde na een spoedconsult bij een behandelinstelling op de eerste hulp, waarna ik drie dagen in het ziekenhuis moest blijven, maar te ‘goed’ was om te worden opgenomen op de psychiatrische afdeling. “Zie je wel, het valt allemaal wel mee.” Echter besefte ik me daar wel dat er verandering moest komen.

Tot mijn intakegesprek bij de behandelinstelling stond ik er alleen voor, want de wachttijden waren lang. De enige manier om het door te komen was alles wat ik ging eten weken van tevoren te plannen, anders was er geen rust. Ik mocht niet werken en beet me vast in mijn studie, waar ik uiteindelijk mee moest stoppen omdat ik te weinig concentratie had. Alles ging om eten en mijn lichaam. Eigenlijk was het sinds het ziekenhuis niet beter, maar erger geworden.

Mijn ouders zaten met handen in het haar en mijn vader dreigde met een rechtszaak omdat hij het niet kon verkroppen dat hij zijn dochter alleen maar achteruit in plaats van vooruit zag gaan. Aangezien ik op kamers woonden hadden zij eigenlijk geen idee hoe het er elke dag aan toe ging. Daarnaast was er ook een constant schuldgevoel naar mijn huisgenoten. Denk je in een leuk studentenhuis te wonen, heb je mij erbij. Als ik eraan terugdenk, de constante gedachtestroom, de negativiteit en haat naar mijzelf, besef ik me hoe goed ik er vandaag de dag bijzit en hoe erg je leven ten positieve kan veranderen, ook al geloof je dat in eerste instantie niet.

BEHANDELING

Ik was ervan overtuigd dat ik niet thuishoorde bij de behandelinstelling, maar daar kwam al snel verandering in toen ik begon in de pre-groep. Dat was de groep waar je in terecht kwam als overbrugging tot de vierdaagse deeltijdtherapie. Er was meteen zoveel herkenning bij alles wat mijn groepsgenoten vertelden. We moesten eetdagboekjes invullen, er waren weegmomenten en er was ruimte om te vertellen waar we tegenaan liepen. Het echte werk begon in de vierdaagse deeltijdtherapie, waar we aan de slag gingen met het opzetten van een gezond eetpatroon en je jezelf en elkaar uitdaagde op het gebied van eten en sociale vlakken. Dit zou twaalf weken duren.

‘Uitdaging’ vind ik dan ook wel het centrale woord van eetstoornisherstel. Elke dag, elke minuut sta je voor de uitdaging om door te gaan, om keuzes te maken die je herstel ten goede komen en niet je eetstoornis. Je wordt uitgedaagd om uit te zoeken waar je eetstoornis vandaan komt, want dat moet immers getackeld worden om jezelf beter te begrijpen en niet meer de dwang te voelen om terug te vallen in je eetstoornis om maar niet te hoeven denken en voelen. Een eetstoornis draait immers niet (alleen) om eten, maar ook om het gevoel van het hebben van controle en het onderdrukken van gevoelens waar je je niet fijn bij voelt.

Ik vond de groepstherapie aanvankelijk ingewikkeld. Ik vond het moeilijk om tijd en ruimte in te nemen en wist ook niet goed wat ik in moest brengen tijdens therapiesessies. Als ik iets in bracht, voelde het nutteloos en waren we met zijn allen aan het zoeken naar wáárom ik het in bracht. Ook was mijn situatie, vond ik, minder erg dan die van andere groepsgenoten, dus zij verdienden meer tijd. Uiteindelijk is dat natuurlijk waar het om draait, voor jezelf opkomen en jezelf ook de liefde – en daarmee tijd – gunnen. Het zwaarste vond ik de psychomotorische therapie, waar we bezig gingen om connectie met ons lichaam te voelen en ook aan ons lichaamsbeeld werkten. Van het zitten op blokken zonder rugsteun, tot het moeten bewegen waar iedereen je kon zien, het voelde niet fijn. Leuk dat je echt kon herstellen, maar mij zou het niet gebeuren. De eetstoornis hoorde gewoon bij mij.

Uiteindelijk, na doorgestroomd te zijn naar een tweedaagse deeltijdtherapie van zes maanden, ben ik dieper in mijn hulpvraag gedoken. Ik kon pas aan de onderliggende problematiek werken toen ik het eten niet meer, of in ieder geval minder, als coping mechanisme gebruikte. Helaas overleed, drie weken voordat ik begon in de tweedaagse, mijn vader. Ik zat daardoor nog diep in een rouwproces, waardoor het werken aan mijn eetstoornis ontzettend moeilijk was. Gelukkig had ik een fijne groep die mij hier doorheen trok, mij bleef uitdagen en met mij opzoek is gegaan. De tweedaagse bracht me veel, maar helaas was het nog niet genoeg.

NAZORG

Na zes maanden tweedaagse deeltijdtherapie werd mij een verlenging aanbevolen. Dit voelde voor mij niet goed, mijn leven moest van pauze af en ik moest gaandeweg meer leren over mezelf. Ik verhuisde met mijn vriend naar een andere stad om daar te beginnen aan de studie Voeding en Diëtetiek. Vanuit daar reisde ik elke drie weken naar het behandelcentrum voor nazorg. Dit ging goed, totdat mijn therapeute wegging en ik besloot iets nieuws te zoeken in mijn nieuwe woonplaats. Ik zou hier wel even mee wachten om ‘pauze’ te hebben van therapie.

De studie Voeding en Diëtetiek heeft in zekere zin geholpen om niet zelf met eten bezig te zijn, maar alles in de studie te stoppen. Toch bleef ik hierdoor wel getriggerd en viel ik weg in het vraagstuk wat mijn leven nou eigenlijk voor zin had. Ik wilde stoppen met de studie en wist niet wat ik nou eigenlijk wou. Ik vond het nog steeds moeilijk om nieuwe mensen te leren kennen en was constant bezig met wat mensen nou eigenlijk van me vonden. Of dat nou ging over mij als persoon of over mijn lichaam. Ik vond het vreselijk om naar mijn werk te gaan, omdat alles ‘goed’ moest en ik niet zoals mijn collega’s was.

Mijn vriend had door dat het niet goed ging en stelde opnieuw een ultimatum. Na lang uitstellen en een lange zoektocht, vond ik een therapeute die leek te passen bij mijn situatie. Omdat ze een zelfstandige praktijk runde, was er geen wachttijd, gelukkig! Waar ik eerst stijf was en nog steeds niks kon maken van de grote bol wol met gedachten in mijn hoofd, bleef ik maar praten en praten en praten. Ik kreeg de diagnose depressie en begon hier medicijnen voor te slikken. Ook wist mijn therapeute aan precies de juiste touwtjes te trekken om alles waar ik eigenlijk mee zat te ontrafelen. Het ging steeds beter met me, ik durfde keuzes te maken voor mezelf en me daar niet schuldig over te voelen. Zo durfde ik bijvoorbeeld te stoppen met studeren en voor onbepaalde tijd fulltime te gaan werken. Maar het belangrijkste: ik werd vrolijker en ik werd mezelf.

Na een jaar therapie, besloten we dat het mooi was geweest. Ik kwam er één keer per maand en liep eigenlijk niet meer tegen zoveel aan. Na een prachtig sluitgesprek waar ook mijn vriend bij was, was ik ineens ‘klaar’. Dit is nu ruim een jaar terug en ik ben blij te kunnen zeggen dat herstel wel degelijk mogelijk is. Ik kan weer sociaal zijn, ik kan lachen en ik ga met ontzettend veel plezier naar mijn werk. Ik begin binnenkort aan een nieuwe studie, zonder de druk dat het nu MOET lukken. Maar het allerfijnste is: als ik er ergens ben, al is dat bij vrienden of familie, ben ik er ook echt. Ik denk niet aan mijn volgende tussendoortje of aan hoe mijn benen eruitzien als ik zit. Ik ben present en kan genieten van alle mooie momenten. En dat… Dat gun ik iedereen die kampt met een eetstoornis of al bezig is met herstel. Herstel is mogelijk!

Back To Top